Geschiedenis New York: Van ontstaan tot aan 9/11
Indiaanse prehistorie en Nieuw Nederland: 1613-1664
In de prehistorie van New York City leefden de Lenni-Lenape, een Algonkisch sprekend volk, op het eiland Manhattan. Deze inheemse bevolking ontmoette voor het eerst Europeanen in 1524, toen de Italiaan Giovanni da Verrazzano de haven van New York ontdekte en de regio "Nouvelle-Angoulême" noemde. De daadwerkelijke verkenning van het gebied begon echter pas in 1609, toen Henry Hudson namens de Vereenigde Oostindische Compagnie de rivier verkende die later zijn naam zou dragen, de Hudson.
In 1624 vestigden de Nederlanders zich permanent in het gebied onder de vlag van de West-Indische Compagnie. Deze kolonie, genaamd Nieuw-Nederland, werd een belangrijke handelspost voor de bonthandel met de inheemse bevolking. De bekendste gebeurtenis uit deze periode was de "aankoop" van Manhattan door Peter Minuit in 1626, voor goederen ter waarde van 60 gulden. De nederzetting kreeg de naam Nieuw-Amsterdam en groeide uit tot het bestuurlijke centrum van de kolonie. In 1664, vlak voor de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog, veroverden de Engelsen de stad en hernoemden het New York, naar de hertog van York.
Engelsen en de Amerikaanse revolutie: 1665-1783
In 1664 namen de Engelsen Nieuw-Amsterdam over en hernoemden het tot New York. Deze strategisch gelegen havenstad groeide snel onder Engelse heerschappij, dankzij de scheepsbouw en handel. Hoewel de Nederlanders in 1673 de stad kort heroverden, droegen ze New York in 1674 definitief over aan de Engelsen in ruil voor Suriname.
Tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog speelde New York een cruciale rol. Na de Slag van Long Island in 1776 werd de stad een belangrijk Brits hoofdkwartier. De Britten bezetten New York tot hun vertrek op "Evacuation Day" in 1783. Kort na de oorlog werd New York voor even de hoofdstad van de jonge onafhankelijke stad en het land onder de Artikelen van Confederatie.
Onafhankelijkheid en de komst van de Ieren: 1784-1854
Na de Amerikaanse Onafhankelijkheid werd New York in 1789 de eerste hoofdstad van de Verenigde Staten, met de inauguratie van George Washington in Federal Hall. De stad bleef groeien als economisch centrum, mede dankzij Alexander Hamilton's financiële beleid en de opening van het Eriekanaal in 1825, wat de handel tussen het binnenland en de haven van New York stimuleerde. Tegen de jaren 1840 trok New York steeds meer Ierse immigranten aan, die vluchtten voor de Grote Hongersnood.
De plotselinge komst van duizenden katholieke Ieren bracht grote sociale veranderingen. De stadsinfrastructuur, die rustte op vrijwillige netwerken, raakte overbelast, en de spanningen tussen de bestaande protestantse bevolking en de nieuwkomers namen toe. In 1854 zorgde de invloed van de Ierse immigranten voor de verkiezing van Fernando Wood, de eerste burgemeester van New York die gesteund werd door Tammany Hall, een politieke organisatie die steeds meer macht kreeg.
Segregatie en burgeroorlog 1855-1897
In de periode tussen 1855 en 1897 speelde segregatie een grote rol in New York City, vooral in het openbaar vervoer. Zwarte New Yorkers werden vaak geweerd uit trams, zoals gebeurde in 1854 met Elizabeth Jennings, een kleuterleidster. Haar rechtszaak tegen het vervoersbedrijf was een belangrijke stap in de strijd tegen segregatie. Uiteindelijk werd in 1861 rassenscheiding in het openbaar vervoer opgeheven.
Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) raakte New York verdeeld door de commerciële banden met het zuiden en de ontevredenheid over de dienstplicht. Dit leidde tot de Draft Riots van 1863, een gewelddadige opstand waarin veel immigranten betrokken waren. Na de oorlog werd de stad overspoeld door Europese immigranten die hun eerste stappen in de VS in New York zetten. Het Vrijheidsbeeld, onthuld in 1886, werd een symbool van hoop voor miljoenen nieuwkomers.
Eerste helft 20e eeuw: 1898-1945
De periode begon in 1898 met de samenvoeging van de vijf stadsdelen, waaronder The Bronx, de noordelijkste borough. Manhattan en The Bronx waren oorspronkelijk één county, maar werden aparte boroughs binnen New York County. Ook Staten Island en Queens werden als nieuwe boroughs toegevoegd, waarmee de stad de naam "Greater New York" kreeg.
De stad groeide snel door nieuwe transportverbindingen, zoals de opening van de New York Subway in 1904. New York werd in deze tijd een wereldcentrum voor handel en industrie. In de jaren 1920 speelde de Harlem Renaissance een belangrijke rol in de culturele bloei van Afro-Amerikanen die deel uitmaakten van de Grote Migratie.
Tijdens de Grote Depressie in de jaren 1930 kampte de stad met economische tegenslagen, maar de bouw van iconische gebouwen zoals het Empire State Building in 1931 gaf de stad nieuwe energie. Tegelijkertijd voerde burgemeester Fiorello LaGuardia hervormingen door die de stadsdemografie stabiliseerden en vakbonden versterkten.
Onder leiding van Robert Moses werd veel stedelijke infrastructuur aangelegd, zoals parken en wegen, die New York verder moderniseerden. Deze periode legde de basis voor het moderne New York zoals we dat vandaag kennen.
Na Wereldoorlog II: 1946-1977
Na de Tweede Wereldoorlog zorgden terugkerende veteranen en Europese immigranten voor een economische groei in New York City. Deze leidde tot de ontwikkeling van nieuwe wijken, vooral in het oosten van Queens. In 1951 opende de Verenigde Naties hun nieuwe hoofdkwartier aan de oostkant van Manhattan, dat uitgroeide tot een belangrijk New York City monument.
In de jaren 60 veranderde de stad, waarbij Robert Moses' stadsvernieuwingsplannen steeds meer weerstand ontmoetten. Jane Jacobs en andere activisten stopten plannen zoals de snelweg door Lower Manhattan. Tegelijkertijd werd de stad geteisterd door rassenrellen, stedelijke verval en de bekende Stonewall-rellen in 1969.
De jaren 70 waren moeilijk voor de stad. New York werd getroffen door financiële problemen, waardoor het stadsbestuur in 1975 bijna failliet ging. Een reddingsplan van de staat New York voorkwam het ergste. In 1977 werd de stad verder opgeschrikt door de beruchte seriemoordenaar Son of Sam en een grote stroompanne, die tot massale plunderingen leidde.
Moderne periode: 1978-2001
Vanaf eind jaren 70 kende de stad New York een transformatie, vooral door de heropleving van Wall Street in de jaren 80. Lower Manhattan groeide uit tot het financiële hart van de wereld, en de stad herwon haar status als centrum van de mondiale financiële industrie. Tegelijkertijd bloeide het Theater District rond Broadway op door de toename van toerisme, wat de economie van de grootste stad van de VS verder versterkte.
In de jaren 90 veranderde de geschiedenis van New York sterk onder het bewind van burgemeester Rudy Giuliani. Criminaliteit daalde drastisch, wat zorgde voor een ommekeer in de stadsvlucht. Immigranten en Amerikaanse burgers werden aangetrokken door het kosmopolitische leven dat de huidige stad bood. Sport speelde ook een belangrijke rol in het sociale leven van de New Yorkers, met teams als de New York Yankees en de New York Giants die voor trots zorgden.
Tegen het einde van de jaren 90 profiteerde New York disproportioneel van de bloeiende financiële sector tijdens de internethype. Dit zorgde voor een sterke stijging van de waarde van vastgoed, zowel commercieel als residentieel. New York ontwikkelde zich snel tot de moderne stad die het vandaag is.
9/11 tot op heden
Op 11 september 2001 werd New York City getroffen door een terroristische aanslag op de Twin Towers, waar bijna 3000 mensen omkwamen. De instorting van deze hoge gebouwen in Lower Manhattan bracht een schokgolf door de stad en de wereld. De wijk rondom de plek waar de Twin Towers stonden werd zwaar getroffen, zowel emotioneel als economisch. Het gebied, nu bekend als Ground Zero, is herontwikkeld met het nieuwe World Trade Center en het 9/11 Memorial, wat een belangrijk historisch monument is geworden.
In de jaren na de aanslagen herstelde de stad langzaam. Midtown Manhattan bleef bruisen, met Times Square als middelpunt van toerisme en entertainment. De skyline van New York City bleef groeien, met iconische gebouwen zoals het Rockefeller Center die symbool staan voor het veerkrachtige karakter van de stad. Ondanks de trauma's van 9/11 bleef New York de dichtstbevolkte grote stad van de Verenigde Staten en een wereldwijd economisch centrum.
In 2020 werd de stad opnieuw getroffen, dit keer door de coronapandemie. New York werd het epicentrum van de uitbraak in de Verenigde Staten, wat leidde tot lege straten en overvolle ziekenhuizen. Toch blijft de stad een symbool van kracht en veerkracht in Oost-Amerika en de wereld.